Mûnein / Molenend
Mûnein is nog niet zo lang een zelfstandig dorp. Sinds het ontstaan ergens voor de 18e eeuw, behoorde het als buurtschap onder Oentsjerk. Het dankt zijn naam door dat er bewoning ontstond rond de molen in het oostelijk deel van het dorpsgebied van Oentsjerk. Dit buurtje kreeg de naam Mûnein (Molenend). Vanaf het begin van de 19e eeuw begon de groei van Mûnein en was er steeds meer bedrijvigheid te bespeuren op het gebied van middenstand en ambacht en sinds 1898 de vlasfabriek. Daardoor groeide Mûnein sterk en kreeg het karakter van een dorp. Daarom besloot de gemeenteraad op 8 oktober 1948 om in te stemmen met het verzoek van dorpsbelangen te Mûnein om van dit buurtschap een zelfstandig dorp te maken.
De omgeving is vrij bosrijk, in de richting van Aldtsjerk vindt men de bossen “Griekenland en Turkije”. Bij Mûnein behoort het zgn. “Kaetsjemuoibosk”.
Voorheen lag oostelijk van Mûnein een groot moerasgebied. Sinds 1927 is het grootste gedeelte van het meertje dat hier lag en dat de grens vormde met de gemeente Dantumadeel in cultuur gebracht. Ook de molen van Mûnein is niet meer in wezen, afbraak van deze roggemolen volgde in het begin van de 20e eeuw.
Het wapen van Molenend ziet er als volgt uit: In een groen vlak staat een stellingmolen van zilver, waarvan de wieken geplaatst zijn als een andreaskruis. De vlag van Molenend geeft door zijn vlakverdeling de beweging der wieken weer, daartoe is de vlag gegeerd in acht stukken van groen en wit.
Op 6 mei 1898 werd er bij de gemeente Tietsjerksteradeel een aanvraag ingediend om een fabriek te vestigen in de buurt van de Zwarte Broek, een meertje nabij Molenend. Dit werd positief ontvangen en dus kon men beginnen met bouwen. Op 16 juli van hetzelfde jaar worden de statuten goedgekeurd. Zo werd in Molenend de eerste fabriek van de "N.V. Friesche Maatschappij van Vlasindustrie" opgericht. De naam kwam in contrastkleurige dakpannen op het dak van de fabriek te staan, en ook op de voorgevel, waar hij nu nog te zien is. De fabriek kwam dus bij de Zwarte Broek. Dit was namelijk van belang voor de roterij i.v.m. het doorgaande water. De opening vond plaats op 24 november 1898. Alles was tot in de finesses goed doordacht. Zelfs aan de hygiëne was de grootste zorg besteed, zo goed als men bij zulk werk kon verwachten. Maar het ging steeds slechter met de vlasindustrie, met als gevolg dat de fabriek op 24 april 1967 werd gesloten.
Dit betekende het einde van de industrie in Mûnein, maar de gerestaureerde schoorsteen en het beeld van Gosse Dam dat sinds 1990 op het pleintje bij de klok in het hartje van Mûnein staat houden de herinnering levendig.
Het dorp kwam in de vijftiger jaren internationaal in het nieuws door de geboorte van de Siamese tweeling Folkje en Tjitske de Vries.
Later kreeg het dorp wederom landelijke bekendheid door een uitzending van Gewest Tot Gewest, waarin het monument aan de Halligen nader werd belicht. Dit monument gemaakt door Jan Faber vormt gezamenlijk de landen Noorwegen, Finland en Zweden. Dit is Scandinavië ten voeten uit. De stenen die allemaal in het stroomgebied van de Bouwe Pet zijn verzameld door Faber zelf, zijn allemaal op hun oorspronkelijke plek in het land van herkomst neergelegd. De opening van dit monument betekende tevens de afsluiting van de Ruilverkaveling.
Het dorp op de kaart: